Psycopath 2324 - Angststoornissen
Angst voor concreet onmiddelijk gevaar – activatie autonome zenuwstelsel: fight or flight
Vrees (fear)
Angst (anxiety)
Piekeren
Voorbereiding op toekomstig gevaar/zorgen of meer algemeen onbestemde gevoelens – voorzichtig of vermijdend gedrag
Vrees (fear)
Angst (anxiety)
Piekeren
Cognitieve component van angst, gedachten over mogelijke negatieve uitkomsten
Vrees (fear)
Angst (anxiety)
Piekeren
Angst voor verlies, bv verlies van fysiek contact met verzorgers
Vroege babytijd; Eerste weken
0 tot 6 maanden
Late babytijd; 6-8 maanden
Dreumestijd; 12-18 maanden
Peuter- kleuterleeftijd; 2-3 jaar
Kleuterleeftijd; 4-5 jaar
Late kleuterleeftijd/Basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie; 5-13 jaar
Adolescentie; 10-18 jaar
Angst voor opvallende sensorische stimuli
Vroege babytijd; Eerste weken
0 tot 6 maanden
Late babytijd; 6-8 maanden
Dreumestijd; 12-18 maanden
Peuter- kleuterleeftijd; 2-3 jaar
Kleuterleeftijd; 4-5 jaar
Late kleuterleeftijd/Basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie; 5-13 jaar
Adolescentie; 10-18 jaar
Verlegenheid/angst voor veemde voorwerpen en personen
Vroege babytijd; Eerste weken
0 tot 6 maanden
Late babytijd; 6-8 maanden
Dreumestijd; 12-18 maanden
Peuter- kleuterleeftijd; 2-3 jaar
Kleuterleeftijd; 4-5 jaar
Late kleuterleeftijd/Basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie; 5-13 jaar
Adolescentie; 10-18 jaar
Separatieangst
Vroege babytijd; Eerste weken
0 tot 6 maanden
Late babytijd; 6-8 maanden
Dreumestijd; 12-18 maanden
Peuter- kleuterleeftijd; 2-3 jaar
Kleuterleeftijd; 4-5 jaar
Late kleuterleeftijd/Basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie; 5-13 jaar
Adolescentie; 10-18 jaar
Angst voor onweer, vuur, water, donker, nachtmerries Angst voor dieren
Vroege babytijd; Eerste weken
0 tot 6 maanden
Late babytijd; 6-8 maanden
Dreumestijd; 12-18 maanden
Peuter- kleuterleeftijd; 2-3 jaar
Kleuterleeftijd; 4-5 jaar
Late kleuterleeftijd/Basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie; 5-13 jaar
Adolescentie; 10-18 jaar
Angst voor dood of dode mensen
Vroege babytijd; Eerste weken
0 tot 6 maanden
Late babytijd; 6-8 maanden
Dreumestijd; 12-18 maanden
Peuter- kleuterleeftijd; 2-3 jaar
Kleuterleeftijd; 4-5 jaar
Late kleuterleeftijd/Basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie; 5-13 jaar
Adolescentie; 10-18 jaar
Angst voor specifieke objecten (dieren, monsters, geesten)
Angst voor bacteriën of het krijgen van een ziekte
Angst voor natuurrampen, angst voor lichamelijk letsel/de dood
Angst voor falen
Vroege babytijd; Eerste weken
0 tot 6 maanden
Late babytijd; 6-8 maanden
Dreumestijd; 12-18 maanden
Peuter- kleuterleeftijd; 2-3 jaar
Kleuterleeftijd; 4-5 jaar
Late kleuterleeftijd/Basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie; 5-13 jaar
Adolescentie; 10-18 jaar
Angst voor afwijzing door leeftijdgenoten
Angst voor situaties waarin wordt beoordeeld
Angst met betrekking tot uiterlijk
Vroege babytijd; Eerste weken
0 tot 6 maanden
Late babytijd; 6-8 maanden
Dreumestijd; 12-18 maanden
Peuter- kleuterleeftijd; 2-3 jaar
Kleuterleeftijd; 4-5 jaar
Late kleuterleeftijd/Basis- schoolleeftijd/vroege adolescentie; 5-13 jaar
Adolescentie; 10-18 jaar
Separatieangststoornis.
- Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
- Gedurende uit minstens drie van acht criteria.
Wat is één zo'n criteria?
Recidiverend excessief van streek zijn wanneer zich een scheiding van thuis of van personen aan wie het kind gehecht is, voordoet of verwacht wordt.
Altijd een consistente emotionele stabiliteit zonder enige vorm van recidiverende emotionele verstoring bij scheiding, ongeacht de dag.
Nooit enige emotionele verstoring bij scheiding, ongeacht de frequentie.
De emotionele verstoring bij scheiding is altijd op dezelfde manier aanwezig, zonder enige variatie.
Separatieangststoornis.
- Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
- Gedurende uit minstens drie van acht criteria.
Wat is één zo'n criteria?
Altijd volledige onverschilligheid en gebrek aan bezorgdheid over het verlies van belangrijke hechtingspersonen, ongeacht de dag.
Nooit enige bezorgdheid over het welzijn van belangrijke hechtingspersonen, ongeacht de frequentie.
Persisterende en excessieve bezorgdheid over het verliezen van belangrijke hechtingspersonen of bezorgdheid dat hun iets kan overkomen, zoals ziekte, verwonding, rampen of overlijden.
De bezorgdheid over het welzijn van belangrijke hechtingspersonen is altijd op dezelfde manier aanwezig, zonder enige variatie.
Separatieangststoornis.
- Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
- Gedurende uit minstens drie van acht criteria.
Wat is één zo'n criteria?
Nooit enige bezorgdheid over het meemaken van ongelukkige gebeurtenissen die tot scheiding zouden leiden, ongeacht de situatie.
Aanhoudende en overdreven bezorgdheid over het meemaken van een ongelukkige gebeurtenis (zoals verdwalen, ontvoerd worden, een ongeluk krijgen, ziek worden) die zou leiden tot scheiding van een belangrijke hechtingspersoon.
Altijd dezelfde mate van bezorgdheid over het meemaken van ongelukkige gebeurtenissen, zonder enige variatie in intensiteit.
Bezorgdheid over het meemaken van ongelukkige gebeurtenissen is slechts af en toe aanwezig en niet persistent.
Separatieangststoornis.
- Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
- Gedurende uit minstens drie van acht criteria.
Wat is één zo'n criteria?
Heeft nooit enige vorm van tegenzin of weigering getoond om naar buiten te gaan, weg van huis of naar andere plaatsen, ongeacht de situatie.
Er is altijd een extreme en onveranderlijke bereidheid om elke vorm van scheidingsangst te overwinnen zonder enige aarzeling.
Er is af en toe enige tegenzin om ergens naartoe te gaan, maar dit heeft nooit geleid tot aanhoudende problemen of weigering.
Aanhoudende tegenzin of weigering om, vanwege scheidingsangst, naar buiten, weg van huis, naar school, naar het werk of ergens anders naartoe te gaan.
Separatieangststoornis.
- Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
- Gedurende uit minstens drie van acht criteria.
Wat is één zo'n criteria?
Aanhoudende en overdreven angst of tegenzin om thuis of in andere settings alleen of zonder belangrijke hechtingsfiguren te zijn.
Er is geen sprake van enige angst of tegenzin om thuis of in andere settings alleen te zijn; het kind vertoont altijd volledig zelfvertrouwen in deze situaties.
Er is af en toe wat bezorgdheid over alleen zijn, maar dit bereikt nooit het niveau van aanhoudende angst of tegenzin.
Het kind toont slechts matige angst of tegenzin om alleen te zijn en dit heeft geen significant effect op het dagelijks functioneren of het sociale leven.
Separatieangststoornis.
- Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
- Gedurende uit minstens drie van acht criteria.
Wat is één zo'n criteria?
Het kind heeft nooit enige tegenzin of weigering getoond om ergens anders dan thuis te slapen, ongeacht de aanwezigheid van hechtingsfiguren.
Het kind heeft incidenteel wat tegenzin getoond om elders te slapen, maar dit bereikt nooit het niveau van aanhoudende weigering.
Aanhoudende tegenzin of weigering om ergens anders dan thuis te slapen of te gaan slapen zonder dat een belangrijke hechtingspersoon in de buurt is.
Het kind heeft weliswaar aanhoudende tegenzin om elders te slapen, maar deze angst heeft geen significante invloed op het dagelijks functioneren of de sociale activiteiten.
Separatieangststoornis.
- Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
- Gedurende uit minstens drie van acht criteria.
Wat is één zo'n criteria?
Terugkerende nachtmerries over het thema separatie.
Het kind heeft nog nooit enige terugkerende nachtmerries gehad met betrekking tot het thema separatie.
Het kind heeft wel enkele nachtmerries gehad over separatie, maar deze zijn niet terugkerend of veroorzaken geen significante stress.
Het kind heeft wel terugkerende nachtmerries over separatie, maar deze hebben geen invloed op het dagelijks functioneren of veroorzaken geen klinisch significante distress.
Separatieangststoornis.
- Niet bij de ontwikkeling passende, excessieve angst om gescheiden te worden van diegenen aan wie de betrokkene gehecht is, zoals blijkt uit minstens drie van volgende 8 criteria.
- Gedurende uit minstens drie van acht criteria.
Wat is één zo'n criteria?
Het kind heeft nog nooit enige lichamelijke klachten ervaren in verband met scheiding van belangrijke hechtingspersonen.
Het kind heeft wel lichamelijke klachten bij scheiding, maar deze zijn niet terugkerend of veroorzaken geen significante stress.
Terugkerende lichamelijke klachten (zoals hoofdpijn, buikpijn, misselijkheid of braken) wanneer zich een scheiding van belangrijke hechtingspersonen voordoet of verwacht wordt.
Het kind heeft wel terugkerende lichamelijke klachten bij scheiding, maar deze hebben geen invloed op het dagelijks functioneren of veroorzaken geen klinisch significante distress.
Welk criterium past bij sociale angststoornis (sociale fobie)?
De betrokkene heeft geen enkele angst of vrees voor sociale situaties en voelt zich volledig op zijn gemak in alle omstandigheden.
De betrokkene vermijdt sociale situaties, maar dit komt niet voort uit angst voor mogelijke kritische beoordeling door anderen.
De angst voor sociale situaties is aanwezig, maar het beïnvloedt het dagelijks functioneren niet en veroorzaakt geen significante distress.
Een duidelijke angst of vrees voor een of meer sociale situaties waarin de betrokkene wordt blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen. Voorbeelden: een gesprek voeren, onbekende mensen ontmoeten, geobserveerd worden, een prestatie leveren in het bijzijn van anderen.
Welk criterium past bij sociale angststoornis (sociale fobie)?
De persoon maakt zich geen zorgen over hoe anderen zijn of haar gedrag beoordelen, en heeft geen angst voor negatieve oordelen.
De persoon vreest dat hij of zij zich zodanig zal gedragen of in zo’n mate angstsymptomen zal vertonen dat anderen hierover negatief zullen oordelen (omdat het vernederend of gênant is; of tot afwijzing zal leiden of aanstoot zal geven bij anderen).
Hoewel de persoon zich zorgen maakt over mogelijke negatieve beoordelingen, heeft deze zorg geen betrekking op het eigen gedrag of angstsymptomen.
De persoon vreest negatieve beoordelingen, maar dit heeft geen verband met mogelijke vernedering, gêne of afwijzing door anderen.
Welk criterium past bij sociale angststoornis (sociale fobie)?
De persoon ervaart nooit angst of vrees in sociale situaties en blijft altijd volledig kalm.
Hoewel de persoon angst of vrees ervaart in sociale situaties, is dit niet bijna altijd het geval en komen er regelmatig situaties voor zonder deze emoties.
De sociale situaties roepen bijna altijd angst of vrees op.
De angst of vrees in sociale situaties is altijd aanwezig, maar heeft geen invloed op het dagelijkse functioneren of het vermogen om taken uit te voeren.
Welk criterium past bij sociale angststoornis (sociale fobie)?
De persoon vermijdt nooit sociale situaties en gaat altijd zonder enige angst de interactie aan met anderen.
De sociale situaties worden vermeden, of alleen verdragen met intense angst of vrees.
Hoewel de persoon soms sociale situaties vermijdt, is er nooit sprake van intense angst of vrees bij deze vermijdingen.
De persoon vermijdt sociale situaties met intense angst, maar deze angst heeft geen invloed op het dagelijkse functioneren of het vermogen om taken uit te voeren.
Welk criterium past bij sociale angststoornis (sociale fobie)?
De angst of vrees is altijd in verhouding tot het werkelijke gevaar, en er is nooit sprake van overdreven reacties.
De angst of vrees is vaak buiten proportie, maar er zijn situaties waarin deze redelijk is in vergelijking met het werkelijke gevaar.
De angst of vrees is buiten proportie, maar dit heeft geen invloed op het dagelijkse functioneren of de sociale interacties van de persoon.
De angst of vrees is buiten proportie ten opzichte van het werkelijke gevaar dat de sociale situatie met zich meebrengt.
Welk criterium past bij sociale angststoornis (sociale fobie)?
De angst, vrees of vermijding is persisterend, en duurt meestal 6 maanden of langer.
De angst, vrees of vermijding is altijd tijdelijk en duurt nooit langer dan een paar weken.
De angst, vrees of vermijding duurt meestal minder dan 6 maanden, maar kan soms langer aanhouden.
De duur van de angst, vrees of vermijding varieert sterk en is niet consistent, soms korter dan 6 maanden en soms langer.
Welk criterium past bij sociale angststoornis (sociale fobie)?
De angst, vrees of vermijding heeft geen meetbare invloed op het sociale, beroepsmatige functioneren of op andere belangrijke terreinen van het dagelijks leven.
De angst, vrees of vermijding heeft weliswaar invloed, maar niet op een klinisch significante manier op het functioneren van de persoon.
De angst, vrees of vermijding veroorzaakt klinische significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
Hoewel er enige lijdensdruk is, heeft de angst, vrees of vermijding geen invloed op het sociale of beroepsmatige functioneren.
Welk criterium past bij selectief mutisme?
Consistent zwijgen in sociale situaties wordt toegeschreven aan een onwil om te spreken, in plaats van aan een selectief mutisme.
Het kind spreekt af en toe in sociale situaties, wat strijdig is met de criteria voor selectief mutisme.
Het kind spreekt helemaal niet in zowel sociale als niet-sociale situaties, waardoor het criterium van consistentie in sociale situaties ontbreekt.
Consistent niet spreken in sociale situaties waarin van het kind verwacht wordt te spreken (bijvoorbeeld op school), ondanks het kunnen spreken in andere situaties.
Welk criterium past bij selectief mutisme?
De stoornis staat het bereiken van resultaten in opleiding of beroep in de weg of belemmert de sociale communicatie.
De stoornis verbetert juist de resultaten in opleiding of beroep en stimuleert de sociale communicatie.
De stoornis heeft geen invloed op het bereiken van resultaten in opleiding of beroep, noch op sociale communicatie.
De stoornis bevordert het bereiken van resultaten in opleiding of beroep, maar belemmert de sociale communicatie.
Welk criterium past bij selectief mutisme?
De stoornis duurt nooit langer dan een week.
De duur van de stoornis is ten minste één maand.
De duur van de stoornis is variabel en kan op elk moment veranderen.
De stoornis duurt meestal een paar dagen, maar nooit een maand.
Welk criterium past bij selectief mutisme?
Het niet spreken is te wijten aan een gebrek aan kennis van de gesproken taal in de betreffende situatie.
De stoornis is het resultaat van een tijdelijke taalbarrière.
Het niet spreken komt voort uit verlegenheid en niet uit een taalgerelateerd probleem.
Het er niet in slagen om te spreken is niet het gevolg van een gebrek aan kennis van de gesproken taal die in de sociale situatie vereist wordt.
Welk criterium past bij selectief mutisme?
De stoornis wordt veroorzaakt door een onderliggende communicatiestoornis zoals stotteren.
Het zwijgen is slechts een fase in het beloop van een autismespectrumstoornis.
De stoornis is niet eerder toe te schrijven aan een communicatiestoornis (bv. stotteren) en komt niet uitsluitend voor in het beloop van een autismespectrumstoornis, schizofrenie of een andere psychotische stoornis.
De stoornis is een symptoom van een psychotische stoornis zoals schizofrenie.
Welk criterium past bij gegeneraliseerde angststoornis?
Buitensporige angst voor en bezorgdheid (bange voorgevoelens) over twee (of meer) activiteitsgebieden of gebeurtenissen (zoals gezin, gezondheid, schoolprestaties).
Bezorgdheid over slechts één activiteitsgebied, zoals schoolprestaties, wordt niet als een aparte angststoornis beschouwd.
Angst en bezorgdheid beperken zich tot slechts één activiteitsgebied, zoals gezin, en zijn niet breed verspreid.
Een focus op gezondheid als enige bron van angst volstaat niet voor de diagnose van deze angststoornis.
Welk criterium past bij gegeneraliseerde angststoornis?
Regelmatige angst en bezorgdheid die minder dan drie maanden aanhouden voldoen niet aan de criteria voor deze angststoornis.
Angst en bezorgdheid zijn gedurende meer dan drie maanden aanwezig, maar dit doet zich slechts sporadisch voor, waardoor het niet als buitensporig kan worden beschouwd.
Buitensporige angst voor en bezorgdheid vaker wel dan niet aanwezig en dit gedurende drie of meer maanden.
Frequent aanwezige angst en bezorgdheid die minder dan drie maanden aanhouden, komen niet in aanmerking voor deze diagnose.
Welk criterium past bij gegeneraliseerde angststoornis?
Matige stressniveaus en beperkingen in het functioneren die niet als significant worden beschouwd, waardoor de stoornis niet aan de criteria voldoet.
Aanzienlijke stress en beperkingen in het functioneren, maar deze worden niet toegeschreven aan de specifieke stoornis, waardoor de diagnose niet gerechtvaardigd is.
Aanwezige stress en beperkingen in het functioneren, maar deze worden slechts in één specifiek gebied waargenomen en niet op meerdere belangrijke gebieden, wat niet voldoet aan de vereiste criteria.
Duidelijk significante stress door de stoornis en beperkingen in het functioneren op sociaal gebied, beroepsmatig en op andere belangrijke gebieden.
Welk criterium past bij paniekstoornis?
Herhaalde onverwachte paniekaanvallen en minstens één aanval, gevolgd door voortdurende angst voor toekomstige aanvallen of zorgen over de gevolgen (zoals controleverlies, een hartaanval, 'gek worden') gedurende minstens een maand.
Zowel herhaaldelijke onverwachte paniekaanvallen als tenminste één aanval werd, over een periode van een maand (of meer), gevolgd door: voortdurende zorg weer een aanval te zullen krijgen of zorgen over de gevolgen van de aanval (bijvoorbeeld controleverlies, een hartaanval, 'gek worden') of een beduidende verandering in het gedrag ten gevolge van de aanvallen.
Zowel herhaaldelijke onverwachte paniekaanvallen als tenminste één aanval, maar zonder aanhoudende zorg voor toekomstige aanvallen of bezorgdheid over de gevolgen na de aanvallen gedurende een maand of langer.
Na herhaalde onverwachte paniekaanvallen en tenminste één aanval is er geen significante verandering in gedrag of blijvende bezorgdheid over mogelijke toekomstige aanvallen gedurende minstens een maand.
Welk criterium past bij specifieke fobie?
De angst is niet significant en duurt niet lang, ook al is er sprake van een specifiek voorwerp of een specifieke situatie (bijvoorbeeld vliegen, hoogte, dieren, een injectie krijgen, het zien van bloed).
Er is geen angst aanwezig in reactie op een specifiek voorwerp of een specifieke situatie (bijvoorbeeld vliegen, hoogte, dieren, een injectie krijgen, het zien van bloed), of de angst is volkomen gerechtvaardigd.
De angst is niet overmatig of niet realistisch en wordt niet opgeroepen door een specifiek voorwerp of een specifieke situatie (bijvoorbeeld vliegen, hoogte, dieren, een injectie krijgen, het zien van bloed).
Uitgesproken en aanhoudende angst die overmatig of niet realistisch is, en die opgeroepen wordt door de aanwezigheid van of in anticipatie op een specifiek voorwerp of een specifieke situatie (bijvoorbeeld vliegen, hoogte, dieren, een injectie krijgen, het zien van bloed).
Welk criterium past bij specifieke fobie?
Blootstelling aan de fobische stimulus roept altijd en onmiddellijk een angstreactie op, die in de vorm kan zijn van een situatiegebonden paniekaanval (opmerking: bij kinderen kan de angst geuit worden door huilen, driftbuien, zich stil houden, of aanklampend gedrag).
Blootstelling aan de fobische stimulus roept zelden of nooit een angstreactie op, zelfs als het een specifieke fobische stimulus is.
Er is geen directe relatie tussen blootstelling aan de fobische stimulus en het optreden van een angstreactie.
De angstreactie die optreedt bij blootstelling aan de fobische stimulus is niet onmiddellijk en kan variëren in intensiteit.
Welk criterium past bij specifieke fobie?
Het individu is er stellig van overtuigd dat de angst volledig gerechtvaardigd en realistisch is.
Er is geen bewustzijn bij het individu dat de angst buitensporig is, zelfs wanneer dit duidelijk het geval is.
Het individu erkent dat de angst excessief of niet realistisch is (opmerking: dit kenmerk kan bij kinderen afwezig zijn).
Het individu minimaliseert de angst en beschouwt deze als volkomen normaal en passend voor de situatie.
Welk criterium past bij specifieke fobie?
Het individu vermijdt de fobische situatie niet, maar confronteert deze zonder enige angst of spanning.
De fobische situatie wordt vermeden, of, in andere gevallen, doorstaan met extreme angst of spanning.
De fobische situatie wordt routinematig vermeden, maar de angst of spanning is minimaal wanneer het individu ermee geconfronteerd wordt.
Het individu vermijdt de fobische situatie niet, en de confrontatie ermee veroorzaakt geen angst of spanning.
Welk criterium past bij OCD en verwante stoornissen?
Aanwezigheid van obsessies (dwanggedachten), compulsies (dwanghandelingen) of beiden.
Afwezigheid van obsessies (dwanggedachten) en compulsies (dwanghandelingen).
Alleen aanwezigheid van obsessies zonder bijbehorende compulsies.
Alleen aanwezigheid van compulsies zonder bijbehorende obsessies.
Welk criterium past bij OCD en verwante stoornissen?
De dwanggedachten of dwanghandelingen duren slechts enkele minuten per dag.
De dwanggedachten of dwanghandelingen veroorzaken geen enkele vorm van lijdensdruk.
De dwanggedachten of dwanghandelingen veroorzaken enige lijdensdruk, maar niet op een klinisch significante wijze.
De dwanggedachten of dwanghandelingen zijn tijdrovend (bv. Meer dan een uur per dag) of veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
Welk criterium past bij OCD en verwante stoornissen?
De symptomen kunnen niet toegeschreven worden aan de fysiologische effecten van een middel (zoals een drug of medicatie) of aan een andere somatische oorzaak.
De symptomen worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel (zoals een drug of medicatie).
De symptomen kunnen toegeschreven worden aan een andere somatische oorzaak.
De symptomen kunnen toegeschreven worden aan zowel de fysiologische effecten van een middel als aan een andere somatische oorzaak.
Welk criterium past bij OCD en verwante stoornissen?
De stoornis kan niet beter verklaard worden door de symptomen van een andere psychische stoornis.
De stoornis kan beter verklaard worden door de symptomen van een andere psychische stoornis.
De stoornis kan beter verklaard worden door zowel de symptomen van een andere psychische stoornis als door een somatische oorzaak.
De stoornis kan beter verklaard worden door de symptomen van een somatische aandoening.
Betrokkene erkent dat de opvattingen die horen bij de stoornis zeker of waarschijnlijk niet waar zijn
Met goed of redelijk realiteitsbesef
Met gering realiteitsbesef
Betrokkene erkent dat de opvattingen die horen bij de stoornis zeker of waarschijnlijk waar zijn
Met goed of redelijk realiteitsbesef
Met gering realiteitsbesef
Met ontbrekend realiteitsbesef/waanovertuigingen
Betrokkene is er volledig van overtuigd dat de opvattingen die horen bij de stoornis zeker waar zijn
Met goed of redelijk realiteitsbesef
Met gering realiteitsbesef
Met ontbrekend realiteitsbesef/waanovertuigingen
-
het toebrengen van schade aan zichzelf /geliefden (tot de dood toe)
-
agressieve /weerzinwekkende impulsen
-
seksuele inbeelding
-
herhaalde twijfel (dat men iemand zou kunnen pijn doen)
Dimensie 1: verboden gedachten
Dimensie 2: symmetrie
Dimensie 3: schoonmaken
Dimensie 4: hamsteren
Bezig zijn met symmetrie en orde/netheid
Dimensie 1: verboden gedachten
Dimensie 2: symmetrie
Dimensie 3: schoonmaken
Dimensie 4: hamsteren
Besmetting
Dimensie 1: verboden gedachten
Dimensie 2: symmetrie
Dimensie 3: schoonmaken
Dimensie 4: hamsteren
Controleren. Vragen om twijfel weg te nemen.
Dimensie 1: verboden gedachten
Dimensie 2: symmetrie
Dimensie 3: schoonmaken
Dimensie 4: hamsteren
Herhalen, ordenen, tellen, woorden stil herhalen.
Dimensie 1: verboden gedachten
Dimensie 2: symmetrie
Dimensie 3: schoonmaken
Dimensie 4: hamsteren
(handen) wassen, schoonmaken
Dimensie 1: verboden gedachten
Dimensie 2: symmetrie
Dimensie 3: schoonmaken
Dimensie 4: hamsteren
{"name":"Psycopath 2324 - Angststoornissen", "url":"https://www.quiz-maker.com/QPREVIEW","txt":"Angst voor concreet onmiddelijk gevaar – activatie autonome zenuwstelsel: fight or flight, Voorbereiding op toekomstig gevaar\/zorgen of meer algemeen onbestemde gevoelens – voorzichtig of vermijdend gedrag, Cognitieve component van angst, gedachten over mogelijke negatieve uitkomsten","img":"https://www.quiz-maker.com/3012/images/ogquiz.png"}
More Surveys
Friendship
7434
Feedback
6318
Raiding Availability
10518
Milli Korrupsiya Barometri
46230
Influența postărilor de pe rețelele de social media asupra deciziei oamenilor în privința vaccinării împotriva Covid – 19.
19100
Seniors Golf Association of Westerville
1050
Life Insurance Importance
420
Clean Up List Survey
7433